TRANCE-FORMATIE 1:
De Grote Moeder

In de eerste TRANCE-FORMATIE gaan we terug in de tijd, naar het allereerste begin. We gaan terug naar onze oorsprong en zien hoe het Universum begon en hoe Moeder Aarde werd geschapen.

Stel je voor, dat je terugreist in de tijd, naar het allereerste begin. Het Universum keert terug naar het begin. De sterren en planeten keren terug naar hun oorsprong. En de tijd loopt terug. Sneller en sneller keert de tijd terug. En de maan en de aarde verdwijnen. En ons zonnestelsel verdwijnt. En ons melkwegstelsel verdwijnt. En het Universum keert terug naar het eerste begin. En alles keert terug in de schoot van Grootmoeder Schepping. Ginnungagap, het heilige ei, verdwijnt in de moederschoot. En het Universum verdwijnt. En jij verdwijnt ook in de schoot van Grootmoeder Schepping. Je bent terug in het eeuwige duister van de moederschoot. Je zelfstandige afgescheiden bestaan verdwijnt. En je bent weer een onrijpe kiem, in de eierstokken van de oeroude Grootmoeder.

• Waar was de ziener,
• voordat Grootmoeder Schepping,
• Ginnungagap baarde?
• Waar was de aarde,
• en het groene gras,
• voordat Grootvader Vernietiging,
• Grootmoeder bevruchtte?

• Mij heugt de oertijd,
• het eerste begin,
• toen Grootmoeder Schepping,
• het Universum baarde.

TRANCE-FORMATIE 2:
Scheiding en vereniging

Er was een vrouw en men noemde haar moeder. En in haar buik rijpte een eicel. Toen kwam er een man en men noemde hem vader. Hij paarde met moeder en spoot zijn zaad in Moeder’s buik.

Zijn zaadcellen zwommen omhoog in Moeder’s buik, als zalmen in een rivier. Voor de kleine zaadcellen was de eicel een reusachtig kasteel, dat zij massaal bestormden. En dit kasteel was omringd door een ondoordringbare muur: de celwand. Massaal beukten de zaadcellen zich te pletter tegen de muur. En stervend maakten zij gaten in de celwand. Uiteindelijk drong een zaadcel door een gat in de celwand. Een koene ridder drong binnen in het kasteel. En de zaadcel verenigde zich met de kern van de eicel. De machtige krijger huwde de schone prinses. En een nieuwe eenheid was gevormd.

Er was een vrouw en men noemde haar Moeder. Haar eicel werd bevrucht door het zaad van Vader. En het nieuwe leven noemde men Kind. Kind begon te groeien in de buik van Moeder. Daar zat het warm en veilig. En het had niets om zich zorgen over te maken. Kind was volmaakt gelukkig in de buik van Moeder. Maar na negen maanden werd Moeder boos. Heftig bewoog haar buik op en neer. En met een verschrikkelijke kracht perste zij Kind uit haar buik. En Kind voelde zich verstoten door Moeder. Het kwam in een koude vijandige wereld en fel licht deed pijn in de ogen. Kind begon te krijsen van pijn en woede en het voelde zich heel ongelukkig. Een enorme reus met gigantische handen pakte Kind op en deed allerlei dingen met Kind. En Kind was vreselijk bang en diep geschokt. Tenslotte werd Kind bij Moeder gelegd en het viel in slaap.